Stikstof, natuur en VLGG

Stikstof, natuur en Vitaal Landelijk Gebied Gelderland

Op 20 maart bespreekt Provinciale Staten tijdens de beeldvormende vergadering de stand van zaken van het stikstofbeleid, met reflectie op de recente IPO-publicatie ‘Handen uit de mouwen voor een toekomstbestending landelijk gebied. Aanbod van de gezamenlijke provincies’. Ook zijn er Statenvragen gesteld door het CDA over de voortgang maatregelen stikstof en natuur. Wij schreven Provinciale Staten een brief met aandachtspunten over dit belangrijke en veelomvattende onderwerp.

19 maart 2024

In deze brief verwijzen wij naar de volgende recente publicaties:

  1. ‘Syntheserapport Monitoring en Evaluatie van het Programma stikstofreductie en natuurverbetering’, van het consortium van PBL, RIVM en WUR, februari 2024;
  2. ‘Ex-ante analyse Nationaal Programma Landelijk Gebied: provinciale programma’s en rijksmaatregelen’, van het consortium van PBL, RIVM, WUR en Deltares, 26 februari 2024;
  3. ‘Verkenning naar alternatieven voor de KDW als omgevingswaarde in de wet (Wsn): Eindverslag werkgroep’, 21 december 2023

Inzicht in de effecten van stikstofreductie- en overige maatregelen

Wij delen de behoefte van Provinciale Staten aan periodieke monitoringsinformatie over de maatregelen en effecten op het gebied van stikstofreductie. In het kader van een integrale aanpak van het landelijk gebied zal daarnaast ook inzicht nodig zijn in andere relevante factoren die de kwaliteit van natuur en water beïnvloeden.

Recente landelijke publicaties schetsen een somber beeld. Uit het Syntheserapport stikstofreductie blijkt dat de landelijke stikstofdoelen – in 2025 40% en in 2030 74% van de stikstofgevoelige natuurgebieden onder de kritische depositiewaarde – nog ver buiten bereik zijn. Naar verwachting neemt het areaal natuur dat onder de KDW blijft slechts toe van 28% in 2021 naar circa 31% in 2030.

Ook de ex-ante analyse van het NPLG laat zien dat, met de nu voorgestelde maatregelen van de provincies en die van het Rijk, de natuur- en waterdoelen van het NPLG en de  klimaatdoelen voor de landbouw niet binnen bereik komen.

Wel daalt de mate van overschrijding van de KDW (dus de KDW wordt nog overschreden, maar minder ver). Deze daling wordt ten dele toegeschreven aan het Programma Stikstofreductie en Natuurverbetering, de piekbelastingsregeling LBV+ en de vervallen derogatie van de Nitraatrichtlijn. De generieke maatregelen die nog niet in uitvoering zijn, zijn niet meegenomen in de berekende effecten.

Het behalen van de doelen vraagt zowel generieke maatregelen als gebiedsspecifieke maatregelen. Daartoe behoren groei van natuurinclusieve landbouw en  uitbreiding van natuurgebieden.

Oproep tot langetermijnzekerheid, bestuurlijke samenwerking en passende instrumenten voor een uitvoeringsgerichte aanpak

Wij delen de visie van het IPO dat de overheid moet zorgdragen voor een langjarig geborgde en integrale aanpak van de opgaven in het landelijk gebied, waarbij ook de langetermijndoelen niet uit het oog worden verloren. Dit vraagt nauwe samenwerking van alle betrokken overheden en landelijke, generieke afspraken, passende financiering en concrete instrumenten die ervoor zorgen dat te nemen maatregelen – ook in gebiedsprocessen – ‘haalbaar en schaalbaar’ zijn. Wij onderschrijven de urgentie die het IPO-document uitstraalt op dit punt.

We wijzen u graag op de relevante inzichten en aanbevelingen in de ex-ante analyse van het NPLG. Het landbouwemissiebeleid vergt doordachte keuzes en een heldere taakverdeling tussen Rijk en provincies om ondoelmatige uitgaven te voorkomen, waarbij de nadruk ligt op generiek beleid. Daarnaast beogen alle provincies gebiedsspecifieke maatregelen om agrarische grond minder intensief te gebruiken en de landbouwfunctie te combineren met natuur-  en/of waterfuncties. Dit vergt prioriteit voor de ontwikkeling en opschaling van instrumenten voor het beschikbaar maken van grond. Ook is een ‘machinerie’ nodig voor gebiedsontwikkeling die veel sneller draait dan in het verleden.

Wij benadrukken dat zowel voor gebiedsprocessen als voor projectmatige aanpak het zicht op resultaat van uitvoering voor alle partijen belangrijk is. Daarvoor is concreet inzetbaar instrumentarium nodig.

Robuust systeemherstel en ‘een bredere kijk op natuur’

Het IPO stelt dat natuurherstel nu te eenzijdig wordt gekoppeld aan stikstof, terwijl bijvoorbeeld ook water een belangrijke factor is. We begrijpen die opmerking in relatie tot de sturing op de kritische depositiewaarde voor stikstof (zie hieronder). Beleidsmatig zien we juist dat het NPLG, en de uitwerking daarvan in het programma Vitaal Landelijk Gebied Gelderland, een integraler perspectief biedt waarin ook waterkwantiteit en -kwaliteit een grote rol spelen.

We delen de wens van de provincies om de maatschappelijke betekenis van natuur meer te benadrukken: het belang voor gezondheid, welbevinden, voedselproductie en het voortbestaan van de mens. Dat geldt ook voor oproep om het beleid voor Natura2000 te richten op robuust systeemherstel en goede condities: dit is de kern van onze inzet voor het VLGG en overig beleid in Gelderland.

Echter, wij onderschrijven niet de tegenstelling die wordt gesuggereerd tussen een inzet op robuust systeemherstel en de benadering ter bescherming van specifieke soorten en habitats. Een effectieve en gezamenlijke inzet voor robuust natuurherstel zal juist zorgen voor goede condities om onze bijzondere natuur in stand te houden. Het zal ertoe leiden dat de natuur meer dan nu ‘tegen een stootje kan’.

Wij steunen de breed gedeelde wens om meer te sturen op de bredere staat van de natuur, voorbij stikstof. Het eindverslag van de landelijke werkgroep die zich heeft gebogen over een alternatieve omgevingswaarde in plaats van de KDW laat echter zien dat dit op de korte termijn nog niet haalbaar is. Het voorgestelde alternatief, dat zich breder richt op de Vogel- en Habitatrichtlijn-instandhoudingsdoelen, kan juridisch nog niet worden geborgd. Ook stelt de werkgroep dat bij het voorgestelde alternatief minder zal worden gestuurd op oorzaken (drukfactoren) en meer op een einddoel, waarbij de verantwoordelijkheden nog meer versnipperd raken over verschillende bestuurslagen. Wij zien daarin een risico dat een goede staat van de natuur nog verder buiten beeld raakt.

Wij benadrukken dat deze – op zich relevante – discussie niet mag leiden tot verdere vertraging van het reduceren van stikstofemissies. Een voortvarende aanpak is immers nodig.

Tags: