1. Motivatie van GS om de bescherming af te zwakken is onvoldoende en niet proportioneel
Het enige argument voor de wijziging is dat de bescherming van oude bosgroeiplaatsen “complicerend kan zijn voor gewenste ruimtelijke ontwikkelingen”, zoals woningbouw, infrastructuur en de uitbreiding van het elektriciteitsnet.
Maar met de huidige systematiek is het gewoon mogelijk om met een beroep op maatschappelijk belang een ontheffing te verlenen voor herplantplicht op een andere locatie.
De wijziging leidt ook niet of nauwelijks tot tijdwinst. Het Besluit Activiteiten Leefomgeving verandert immers niet en GS moeten nog steeds via een maatwerkvoorschrift herplant op andere grond toestaan. Alleen de wensen- en bedenkingenprocedure voor Provinciale Staten komt te vervallen. Omdat deze procedure parallel kan lopen met andere verplichte procedures, zoals bijvoorbeeld voor flora en fauna-activiteiten, is hier geen noemenswaardige tijdwinst te behalen. Voor deze minimale tijdwinst voor hooguit tientallen gevallen wordt van duizenden percelen de bescherming opgeheven. De proportionaliteit is hier zoek.
Een gemeente die een omvangrijk bouwproject voorbereidt, kan prima voorzien of een oude bosgroeiplaats geraakt wordt en kan tijdig stappen nemen richting het bevoegd gezag.
2. Criteria missen ecologische, landschappelijke en cultuurhistorische waarden
GS wil de bescherming van oude bosgroeiplaatsen beperken tot die percelen waarvoor alledrie de volgende criteria van toepassing zijn (dus én-én-én):
- Meer dan 50% inheemse loofbomen gedurende de afgelopen 10 jaar;
- De locatie moet minimaal 1 ha groot zijn;
- Het bos moet minimaal 50 jaar aanwezig zijn.
Hoewel de gedeputeerde had toegezegd in zijn nieuwe brief juist op de ecologische waarde van oude bosgroeiplaatsen in te gaan, lijken deze criteria vooral ingegeven door pragmatiek en uitvoerbaarheid.
Alleen al door toepassing van het 1-hectare criterium zullen veel percelen buiten GNN hun status zullen verliezen, terwijl ze juist in de vorige actualisatie van de omgevingsverordening nog als oude bosgroeiplaats zijn aangemerkt.
Ecologische en andere waarden
De Wageningen University and Research heeft een systematiek ontwikkeld om de ecologische waarde te beoordelen. In criteria 1 en 3 missen we de onderbouwing waaruit blijkt dat dit aansluit bij die systematiek. Die systematiek is namelijk genuanceerder. Een perceel met grove dennen op een oude loofbosgroeiplaats heeft bijvoorbeeld wel degelijk ecologische waarde. De WUR-systematiek kijkt ook naar soortendiversiteit en wijst op de noodzaak om via veldwerk de werkelijke waarde vast te stellen.
Al deze overwegingen worden genegeerd als de drie criteria tot beoordelingsmaatstaf worden gemaakt. De drie criteria zetten ook andere criteria buiten spel. Juist kleine, verspreide singels, overhoekjes en bosjes vormen cruciale schakels voor groenblauwe dooradering en voor basiskwaliteit natuur. Door hun historische continuïteit, deels los van de ecologische waarde, vormen ze ook een wezenlijk onderdeel van de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten zoals vastgelegd in de Gelderse Streken-bijlagen bij de omgevingsverordening.
3. Gemeenten moeten het zelf maar zien?
Het beschermen van de oude bosgroeiplaatsen wordt, zoals de Statenbrief vermeldt, overgelaten aan de gemeenten. Zonder verdere regie vanuit de provincie voorzien wij een grote ongelijkheid in beleid en regelingen. Erger nog, het leidt uiteindelijk tot de stille teloorgang van duizenden kleine landschapselementen die essentieel zijn voor de kernkwaliteiten van het buitengebied, voor groenblauwe dooradering, voor basiskwaliteit natuur en voor de natuurherstelopgave als geheel.
Wij bepleiten daarom dat de provincie de regie houdt, bijvoorbeeld op de manier die de provincie Utrecht hanteert.
4. Mogelijk in strijd met de Natuurherstelverordening en de Habitatrichtlijn
In de Statenbrief staat dat het opheffen van de bescherming van oude bosgroeiplaatsen mogelijk strijdig is met de Natuurherstelverordening en de Habitatrichtlijn. GS signaleert deze zorg, maar trekt er geen conclusies uit.
We dringen er bij Provinciale Staten dan ook op aan hier goed naar te kijken. Het overstijgende belang van juridisch houdbaar beleid en een betrouwbare overheid speelt hierbij mee, naast de zorgvuldigheid die vereist is omdat eenmaal verdwenen oude bosgroeiplaatsen voor altijd verloren zijn.

