Nieuwe brief oude bosgroeiplaatsen stelt teleur

Nieuwe brief GS oude bosgroeiplaatsen stelt teleur

Naar aanleiding van een debat begin 2025 zegde de gedeputeerde toe met een nieuw voorstel te komen over oude bosgroeiplaatsen. Daarin zou hij beter naar de ecologische waarde van de verschillende gebiedjes kijken.

22 oktober 2025

In januari schreven we een open brief, mede-ondertekend door 52 natuur- en milieuorganisaties, over het belang van de bescherming van oude bosgroeiplaatsen. Helaas gaat de nieuwe brief amper in op de in het debat genoemde bezwaren. Hieronder geven we onze belangrijkste kanttekeningen en een alternatief voorstel.

Onze belangrijkste kanttekeningen

1. Motivatie van GS om de bescherming af te zwakken is onvoldoende en niet proportioneel

Het enige argument voor de wijziging is dat de bescherming van oude bosgroeiplaatsen “complicerend kan zijn voor gewenste ruimtelijke ontwikkelingen”, zoals woningbouw, infrastructuur en de uitbreiding van het elektriciteitsnet.

Maar met de huidige systematiek is het gewoon mogelijk om met een beroep op maatschappelijk belang een ontheffing te verlenen voor herplantplicht op een andere locatie.

De wijziging leidt ook niet of nauwelijks tot tijdwinst. Het Besluit Activiteiten Leefomgeving verandert immers niet en GS moeten nog steeds via een maatwerkvoorschrift herplant op andere grond toestaan. Alleen de wensen- en bedenkingenprocedure voor Provinciale Staten komt te vervallen. Omdat deze procedure parallel kan lopen met andere verplichte procedures, zoals bijvoorbeeld voor flora en fauna-activiteiten, is hier geen noemenswaardige tijdwinst te behalen. Voor deze minimale tijdwinst voor hooguit tientallen gevallen wordt van duizenden percelen de bescherming opgeheven. De proportionaliteit is hier zoek.

Een gemeente die een omvangrijk bouwproject voorbereidt, kan prima voorzien of een oude bosgroeiplaats geraakt wordt en kan tijdig stappen nemen richting het bevoegd gezag.

2. Criteria missen ecologische, landschappelijke en cultuurhistorische waarden

GS wil de bescherming van oude bosgroeiplaatsen beperken tot die percelen waarvoor alledrie de volgende criteria van toepassing zijn (dus én-én-én):

  1. Meer dan 50% inheemse loofbomen gedurende de afgelopen 10 jaar;
  2. De locatie moet minimaal 1 ha groot zijn;
  3. Het bos moet minimaal 50 jaar aanwezig zijn.

Hoewel de gedeputeerde had toegezegd in zijn nieuwe brief juist op de ecologische waarde van oude bosgroeiplaatsen in te gaan, lijken deze criteria vooral ingegeven door pragmatiek en uitvoerbaarheid.

Alleen al door toepassing van het 1-hectare criterium zullen veel percelen buiten GNN hun status zullen verliezen, terwijl ze juist in de vorige actualisatie van de omgevingsverordening nog als oude bosgroeiplaats zijn aangemerkt.

Ecologische en andere waarden

De Wageningen University and Research heeft een systematiek ontwikkeld om de ecologische waarde te beoordelen. In criteria 1 en 3 missen we de onderbouwing waaruit blijkt dat dit aansluit bij die systematiek. Die systematiek is namelijk genuanceerder. Een perceel met grove dennen op een oude loofbosgroeiplaats heeft bijvoorbeeld wel degelijk ecologische waarde. De WUR-systematiek kijkt ook naar soortendiversiteit en wijst op de noodzaak om via veldwerk de werkelijke waarde vast te stellen.

Al deze overwegingen worden genegeerd als de drie criteria tot beoordelingsmaatstaf worden gemaakt. De drie criteria zetten ook andere criteria buiten spel. Juist kleine, verspreide singels, overhoekjes en bosjes vormen cruciale schakels voor groenblauwe dooradering en voor basiskwaliteit natuur. Door hun historische continuïteit, deels los van de ecologische waarde, vormen ze ook een wezenlijk onderdeel van de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten zoals vastgelegd in de Gelderse Streken-bijlagen bij de omgevingsverordening.

3. Gemeenten moeten het zelf maar zien?

Het beschermen van de oude bosgroeiplaatsen wordt, zoals de Statenbrief vermeldt, overgelaten aan de gemeenten. Zonder verdere regie vanuit de provincie voorzien wij een grote ongelijkheid in beleid en regelingen. Erger nog, het leidt uiteindelijk tot de stille teloorgang van duizenden kleine landschapselementen die essentieel zijn voor de kernkwaliteiten van het buitengebied, voor groenblauwe dooradering, voor basiskwaliteit natuur en voor de natuurherstelopgave als geheel.

Wij bepleiten daarom dat de provincie de regie houdt, bijvoorbeeld op de manier die de provincie Utrecht hanteert.

4. Mogelijk in strijd met de Natuurherstelverordening en de Habitatrichtlijn

In de Statenbrief staat dat het opheffen van de bescherming van oude bosgroeiplaatsen mogelijk strijdig is met de Natuurherstelverordening en de Habitatrichtlijn. GS signaleert deze zorg, maar trekt er geen conclusies uit.

We dringen er bij Provinciale Staten dan ook op aan hier goed naar te kijken. Het overstijgende belang van juridisch houdbaar beleid en een betrouwbare overheid speelt hierbij mee, naast de zorgvuldigheid die vereist is omdat eenmaal verdwenen oude bosgroeiplaatsen voor altijd verloren zijn.

Proactief beleid dat bijdraagt aan bestaande beleidsdoelen

Bestaande regeling voldoet al!

Als natuurorganisatie zien we zeker dat het maatschappelijk belang van bijvoorbeeld woningbouw soms voor moet gaan op het belang van het behoud van een oude bosgroeiplaats. Zoals we eerder aangaven, voldoet de bestaande regeling met een wensen- en bedenkingenprocedure als waarborg voor zorgvuldige planvorming.

Oude bosgroeiplaatsen als kans

We herhalen ook ons pleidooi om oude bosgroeiplaatsen te zien als kans, ook als deze schijnbaar in de weg liggen van ruimtelijke ontwikkelingen van met name woningbouw.

We geven daarom een aantal suggesties voor proactief provinciaal beleid voor oude bosgroeiplaatsen, op zo’n manier dat het past in beleid en regels voor Gelderse Streken, groenblauwe dooradering, ANLb en basiskwaliteit natuur. Het vertrekpunt is het behoud van de aanwijzing van oude bosgroeiplaatsen zoals deze nú in de Omgevingsverordening is vastgelegd.

1. Hanteer (een op Gelderland toegesneden vorm van) de Utrechtse methode met een instructieregel voor gemeenten en een handreiking voor buitenplanse omgevingsplanactiviteiten. Zorg wel dat duidelijk is wie waarvoor bevoegd gezag is.

2. Maak een instructieregel over het vaststellen van de Bebouwingscontour Houtkap, indien deze contour oude bosgroeiplaatsen omvat.

3. Maak provinciale beleidsregels voor het omgaan met ontheffing voor herplant op andere grond, in het bijzonder voor oude bosgroeiplaatsen.

  •  Oude bosgroeiplaatsen en bestaande houtopstanden, bosschages, hagen en lanen kunnen vaak prima ingepast worden in een stedelijk plan als onderdeel van natuurinclusief bouwen. De provincie kan dit bevorderen met afspraken in regionaal verband over woningbouw en bedrijventerreinen. Gemeenten kunnen vervolgens behoud en beheer van oude bosgroeiplaatsen onderdeel maken van hun eigen beleid voor natuurinclusief bouwen.
  • Als sprake is van MER-plicht of een vrijwillig MER, bijvoorbeeld voor de aanleg van een gebiedsontsluitingsweg of rondweg, zie er dan op toe dat de impact op oude bosgroeiplaatsen zorgvuldig wordt onderzocht, met inbegrip van de ecologische, cultuurhistorische en landschappelijke waarden, en met een onderzoek naar alternatieven. Maak dit randvoorwaardelijk voor het meewerken aan een ontheffing voor herplant op andere locatie.

4. Pas de rekensystematiek voor het Versterkingsplan Groene Ontwikkelingszones aan door een verliesfactor voor oude bosgroeiplaatsen expliciet toe te voegen, met een hoge compensatieprijs.

Deze vier suggesties kunnen afzonderlijk of gezamenlijk worden beschouwd en zullen moeten worden getoetst op uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid.

Deze tekst is de integrale tekst van onze brief aan Provinciale Staten.

In die brief is ook opgenomen een overzicht van de geldende beleidsregels over houtopstanden. Die vind je op onze website op een aparte pagina.

 

Profiel Maarten Witberg

Maarten Witberg

Ruimte en gebiedsontwikkeling